Een heel interessant museum in Oostende is het Marinemuseum gelegen naast de marine caserne (Bootsman Jonsen) in de gebouwen van de voormalige Marine Club. Het museum is slechts op bepaalde dagen open en je neemt best contact op via facebook (Marine Museum - Marine Club).
Het museum handelt over de geschiedenis van de Belgische Marine, van de Royal Navy Section Belge, de Zeemacht, het Marinecomponent van het leger en uiteindelijke de Belgische Marine.
Het museum is eigenlijke de privé-collectie van Johnny Geldhof en bevat vooral fotomateriaal. Een groot deel van de collectie kan niet tentoongesteld worden wegens plaatsgebrek. Op termijn zal de Marine Club echter afgebroken worden en de collecties zouden een onderdak vinden in het mooie officiersmess (ontwerp van Delacenserie, voltooid in 1911) dat niet meer als keuken en restaurant gebruikt zal worden. De caserne wordt immers volledig gerestaureerd.
Aan de straatkant zie je drie militairen die de wacht houden: een uniform van de landmacht, het oud uniform van de Zeemacht en de pyjama's van de huidige Marine (het echt uniform komt eraan van zodra er geld vrijkomt).
De Marine heeft eigenlijk niet altijd bestaan. Voor de tweede wereldoorlog had België zelfs geen Marine meer, besparingen je weet wel. Toen Duitsland Polen binnenviel probeert men nog snel een Marine op te bouwen, maar dat lukt natuurlijk niet meer. De Duitsers vallen België binnen en een paar weken later zijn we omsingeld in de streek tussen De Panne en Duinkerke. Met alle middelen probeert men de omsingelde troepen naar Groot Brittanië te brengen (Operation Dynamo, museum in Malo les Bains).
Ontstaan van de Zeemacht
Bij de troepen die naar Groot Brittanië gevlucht zijn zitten er ook veel belgische militairen, die dan opgenomen worden in de belgische sectie van de Royal Navy. De militairen worden over verschillende kampen verdeeld, maar krijgen uiteindelijk twee korvetten in leen: de HMS Buttercup (K193) en de HMS Godetia (K226). Deze schepen moeten de convooien tussen de Verenigde Staten en Groot Brittanië beschermen tegen de aanvallen van de duitse onderzeeboten.
Maquette van de Buttercup. Er is een mooie schilderij van de K193 op de pagina van de tentoonstelling in De Panne.
België zal ook deelnemen aan Operation Jubilee, de landing in Dieppe. De bedoeling van deze operatie was het testen van de duitse kustverdediging.
De opdracht mislukte, maar er zijn talrijke lessen uit de landing geleerd. Een van de lessen is dat je niet frontaal moet aanvallen aan een zeehaven: deze zijn veel te goed beschermd. Zelf op het einde van de oorlog waren bepaalde franse havens (zoals Duinkerke) niet ingenomen. Maar dat wilt wel zeggen dat de strategisch geplaatste haven van Antwerpen zo snel mogelijk in gebruikt moet genomen worden.
België krijgt eveneens een aantal MMS (Motor Mine Sweeper), dit zijn houten schepen die in grote aantallen gebouwd werden tijdens de oorlog. De schepen hebben een minimaal confort, geen radar en hebben een veel te zwakke motor zodat het mijnenvegen maar heel moeizaam gebeurt.
Antwerpen wordt bevrijd op 4 september 1944 maar de haven kan pas eind november in gebruik genomen worden. Tot dan waren er duitse troepen op Walcheren gestationeerd zodat een veilige doorgang via de Oosterschelde niet mogelijk was. Nadien moest ook de westerschelde vrijgemaakt worden van de talrijke duitse mijnen.
En zo wordt het mijnenvegen een belgische specialiteit. Ons land krijgt zo een paar extra schepen: de M933 (Koksijde) is een MSC (Mine Sweeper Coastal). Na de oorlog had België 26 MSC's, de eerste 16 kwamen van de Verenigde Staten, de volgenden werden in België gebouwd. De MSC kan in ondiep water varen en is ideaal om de havens te ontmijnen. In die periode zal België ook MSI's (Inshore: binnenwateren) en MSO's gebruiken (Ocean). De MSO's zullen in gebruik blijven tot de komst van de CMT's, de huidige mijnenjagers (in 2024).
De meeste MSC's hebben Nieuwpoort als thuishaven. Ze werden tot in de jaren 1970 gebruikt, enkele schepen zijn bewaard gebleven tot in de jaren 1990.
Na de oorlog had België een enorme vloot, en daarbij hoorde dus ook een militaire basis in ieder haven. De marinebasis in Nieuwpoort is ondertussen een natuurreservaat geworden.
De A957 was oorspronkelijk een fruitschip die aan het begin van de oorlog buit werd genomen door de duitsers. In 1950 krijgt België het schip terug van Engeland. Het krijgt de naam Kamina, de naam van een provicie in Congo. Het wordt gebruikt voor de troepentransport: 1950 bataljon naar Korea, 1951-1962 troepen naar Belgisch Congo.
De maquette staat nu aan de ingang van het museum. De naam Kamina wordt nu gebruikt voor de cinemazaal in de marinebasis Zeebrugge.
Bij de talrijke schepen die België kreeg na de oorlog hoort ook de F910 LTZ Victor Billiet bij. Victor Billiet heeft de Belgische Marine ingericht tijdens de tweede wereldoorlog. Hij sneuvelde In Dieppe tijdens Operation Jubilee. De caserne in Brugge draagt ook zijn naam.
Het museum bevat veel fotomateriaal, gechonken door oude militairen. Dit is toevallig een foto van de caserne Victor Billiet, nu Competentie Centrum van de Marine (CCMar).
Er is zelfs een deel van een slaapzaal nagebouwd, maar door gebrek aan plaats zit de gereconstrueerde slaapzaal in de toiletten van het gebouw.
En dit is ook het probleem van het museum. Er is zoveel materiaal beschikbaar dat niet alles tentoongesteld kan worden. Alles is wel redelijk chronologisch voorgsteld, maar men ziet goed at dit het werk is van één man. Eigenlijk zou een veel grotere ruimte beschikbaar moeten zijn, zoals in de tentoonstelling in De Panne (link naar de pagina staat boven). Maar binnenkort zal het allemaal wel goed komen als het museum onderdak kan krijgen in de voormalige officiersmess.
En als toemaatje: de voorstelling van de nieuwe pyjama's van de Belgische Marine. De Nederlanders hebben ons goed uitgelachten, maar helaas, pindakaas, ze moeten nu ook dezelfde kleren dragen.
|