Maison de la Métallurgie
et de l'industrie de Liège
MMIL
Servers » TechTalk » Historisch perspectief » MMIL » Metaalnijverheid

Metaalnijverheid

-

-

Het museum "La maison de la métallurgie et de l'industrie de Liège" behandelt verschillende wetenschappelijke en technologische onderwerpen.

Metaalnijverheid

De industriële revolutie is pas goed op gang gekomen met de metaalnijverheid. Om ijzer te maken heb je drijfkracht nodig om de verschillende machines aan te drijven: blaasbalgen om de ovens aan te wakkeren, drijfkracht voor de hamersmid. Vroeger werd die energie geleverd door rivieren, maar die kan je niet overal vinden. Daarbij is de stroming vaak te zwak in de zomermaanden.

Foto 1 (rechts): een replica van een stoommachine met Watt-regelaar
De industriële revolutie komt pas goed op gang met de uitvinding van de stoommachine. Deze machines kunnen altijd en overal drijfkracht aan de industrie leveren. De stoommachine kan ook water uit de mijnen halen, waardoor men dieper kan graven, de stoommachine wordt gebruikt om de ventilatoren aan te drijven zodat de diepere mijnen ook verlucht kunnen worden en men meer steenkool kan bovenhalen. En die steenkool is nodig... om de stoommachines te voeden!

Het museum bevat een zaal met de eerste hoogoven. Het verschil tussen een hoog- en laagoven is niet zozeer zijn hoogte, maar het feit dat het ijzer vloeibaar uit de oven komt in geval van een hoogoven. Een hoogoven kan dus continu werken, wat een sterke productieverhoging teweeg brengt. Ijzer wordt vloeibaar omdat de oven op een hoger vermogen kan werken omdat de lucht machinaal ingeblazen wordt.

Foto 2: de hoogoven met het tapgat voor gietijzer en slakken
Een nadeel van hoogovens is dat als het ijzer vloeibaar wordt, het ook koolstof opneemt. Het ijzer wordt gietijzer dat minder sterk is, en dus minder gevraagd wordt. Een extra behandeling is nodig om de koolstof te oxideren en staal te bekomen. Daarom bleven er laagovens bestaan naast de eerste hoogovens.

De hoogoven uit het museum is uitgerust met blaasbalgen. Het laden van de oven gebeurt een verdieping hoger. De bovenkant van de oven wordt niet afgesloten en de koolstofmonoxide komt gewoon vrij. De arbeiders moeten snel de grondstoffen in de oven kieperen om niet bedwemd te geraken. Deze hoogoven heeft hier nooit gewerkt: het is een reconstructie van een hoogoven uit 1693 (uit Gonrieux). Op de huidige plaats stond vroeger een bedrijfsmuseum. Van het bedrijf zelf blijft er enkel nog het museum over.

Deze eerste hoogoven kan je niet vergelijken met recentere ovens: hij lijkt eigenlijk meer op een laagoven. De hoogovengassen worden niet opgevangen, hete lucht wordt niet machinaal aan de basis van de oven ingeblazen (maar met gewone blaasbalgen). De struktuur van de oven is trouwens niet bestand tegen de druk die in een moderne hoogoven heerst: om de druk op te vangen hebben alle moderne hoogovens een stalen buitenmantel. Het was interessant geweest als er een miniatuur replica van een hoogoven naast deze hoogoven zou geplaatst zijn geweest.

Foto bovenkant van de pagina: een replica van een gasmotor van Cockerill
Hoogovens produceren grote hoeveelheden hoogovengas. Dit gas is niet energierijk genoeg om die ergens anders te gebruiken (bijvoorbeeld als stadsgas), daarbij komt nog dat het gas bijzonder giftig is door de koolstofmonoxide. Maar het gas kan wel ter plaatse gebruikt worden om de eerste gasmotoren aan te drijven.

Deze gasmotoren staan bij de hoogovens zelf en worden gebruikt om de ventilatoren aan te drijven zodat de druk in de oven verhoogd kan worden (met een hogere produktie tot gevolg). Gasmotoren kunnen ook gebruikt worden om generatoren aan te drijven, die op hun beurt allerlei pompen aandrijven. Maar het blijft een lokale productie en alles wordt lokaal gebruikt.

Nabij hoogovens stonden er vaak cokesfabrieken. Cokesgas is energierijker en wordt vermengt met hoogovengas om een rijker mengsel te bekomen. De rest wordt verkocht als stadsgas. Stadsgas is (een beetje) minder gevaarlijk en brandt beter.

De gasmotoren die op hoogovengas werken lopen vaak vast omdat de hoogovengassen veel onzuiverheden bevatten. De motoren lopen niet regelmatig omdat de samenstelling van de gassen nogal kan verlopen (daarom moeten de hoogovengassen vermengd worden met cokesgas). De werkplaatsen waar de motoren opgesteld staan zijn zeer gevaarlijk vanwege de giftige gassen die kunnen vrijkomen.

Uiteindelijk wordt de electriciteitsproductie gescheiden van de hoogoven. Electriciteit wordt in aparte electriciteitscentrales gemaakt door stoommachines en later door turbines. Om stoom te maken heeft men de keuze van brandstof. Bepaalde electriciteitscentrales worden primair gevoed door hoogovengas, zoals de bekende (voor urbexfotografen) electriciteitscentrale van Esch-sur-Alzette. Toen de hoogoven stopgezet werd, werd ook de centrale stilgelegd.

Foto 3: ijzererts
Er was ijzererts in de bodem van Wallonie, maar dit was een erts met een relatief laag ijzerpercentage. Zolang er geen alternatieven waren gebruikten de hoogovens dit erts. Er is veel energie nodig om het erts op te warmen en relatief weinig ijzer te bekomen, dat dan ook nog verontreinigd is. Men is dan ook snel overgestapt op geïmporteerde ertsen. Hematiet bevat 69% ijzer en men bekomt één ton ijzer met 500kg cokes, terwijl men vroeger 1500kg cokes nodig had om dezelfde hoeveelheid ijzer te produceren.

De staalindustrie is niet beperkt tot de hoogovens. Gietijzer moet eerst gezuiverd worden voor het verder gebruikt kan worden. Het staal dat men bekomt wordt verwerkt tot half-afgewerkte produkten: stalen plakken, knuppels of staal op rol. Met de knuppels worden dan poutrellen gemaakt voor de bouwnijverheid, met staal op rol wordt staalplaat gemaakt voor de automobielindustrie.

Foto 4: houten replica van de warmwalserij van Ougrée
Een warmwalserij dient om de dikke stalen platen (plakken) dunner te maken. Iedere werkpost maakt de staalplaat een beetje dunner. Naargelang het staal van de ene naar de andere walserij gaat, en dus dunner en dunner wordt, stijgt zijn snelheid. Op het einde van de band wordt het staal opgerold.

Men kan ook bakken met grondstoffen aantreffen: ijzererts, cokes, kalksteen: allemaal produkten die in een hoogoven gebruikt worden. Maar het is onduidelijk welke produkten ontgonnen worden en welke produkten het resultaat van een bewerking zijn. Waar worden cokes en pellets ontgonnen?

Foto 5: de stappen bij de staalproductie (hoogoven of electrisch oven)
Dit is een deel van de moderne staalnijverheid, met informatiepanelen van Arcelor (die toen nog niet Mittal was).

Je kan hier meer informatie vinden over de hoogovens: de werking van een hoogoven, de hulpinstallaties, de bewerking van gietijzer om er staal van te maken, enz.

Een nederlands museum behandelt ongeveer dezelfde thema's als dit museum in Luik. Het hoogovensmuseum is echter een bedrijfsmuseum die door Tata Steel zelf onderhouden wordt (en waar er oude arbeiders werken). Er is veel meer materiaal verzameld over de hoogovens en de staalverwerking, maar ook over de eerste computers die toen in gebruik werden genomen.

Publicités - Reklame

-