Types radiobuizen
De europese onderverdeling
Radiobuizen
-

-

Radiobuizen

De radiobuizen of electronenbuizen hebben een gestandardiseerde en logische onderverdeling. Als voorbeeld nemen we de

U A B C 8 0

Ieder letter geeft één bepaalde eigenschap van de buis weer.
    Nixie | Afstemoog

  • Eerste letter verwarmingsparameters van de buis.
    In het algemeen gebruikt men één enkele verwarmingsconfiguratie in een volledig toestel. In een radio of televisie zijn alle buizen van het type "U", "E", "D" of "P".

  • Volgende letters funkties van de buis
    (signaaldiode, vermogensdiode, enkelvoudige of dubbele diode, signaalpentode of vermogenspentode, afstemoog,...).
    Indien de buis meerdere aktieve componenten bevat, zal men die allemaal opsommen in alfabetische volgorde.
    De afstemogen en andere indicatorbuizen worden op deze pagina besproken.

  • Eerste cijfer buisvoet (zie lager)

  • Volgende cijfers onderverdeling van de buis (zie lager).
    Een hoger nummer betekent niet noodzakelijk een zwaardere buis of een buis met een hogere versterking, maar gewoon een meer recentere buis, die misschien juist een lager vermogen levert.
Er worden geen spaties tussen de letters en cijfers geplaatst: EL84 is dus fout.

Deze onderverdeling die zeer logisch was (vergeljk die maar eens met de onderverdeling van de amerikaanse buizen!) werd overgenomen bij de transistoren. Dit is de Pro-Electron onderverdeling die nu nog van toepassing is. De originele onderverdeling was dus zeer soepel!

Een radio op batterijen had doorgaans 3 batterijen, A, B en C genoemd:

  • A Gloeispanning
    Men gebruikte eerst een loodbatterij met één element, maar dankzij de fabricage van speciale buizen die met een zeer lage gloeistroom konden werken, was het eenvoudiger te werken met niet-oplaadbare batterijen (geen rompslomp om de loodbatterij weer op te laden, geen lekkende electroliet, enz).

    Buizen die voorzien zijn voor batterijvoeding hebben als eerste letter K (loodbatterij, spanning = 2V) en later D (zink-koolstof batterij, celspanning 1.4V), maar ook de bekende "E" buizen (cfr EL84) hebben een gloeispanning van 6.3V, wat overeenkomt met de spanning van een geladen auto loodbatterij.

  • B Hoogspanning, plaatspanning, anodespanning (verschillende benamingen voor eenzelfde batterij).
    Bij de eerste batterijgevoede toestellen bedroeg de hoogspanning meer dan 100V, maar men kon die verlagen tot 67.5V in de latere toestellen dankzij verbeterde buiseigenschappen. De batterij bestaat uit een 50-tal in serie geplaatste kleine zink-koolstof elementen. Een typische batterij kon een stroom van 10mA leveren gedurende 10 uur.

    Op bepaalde schema's werd de aanduiding B+ gebruikt voor de voedingsspanning, zelfs al werd die niet meer door batterijen geleverd. De aanduiding bleef zelfs bestaan toen er overgestapt werd op transistoren.

  • C Polarisatiespanning, negatieve voorspanning (afbeelding rechts).
    De C-batterij heeft aftakkingen op 1.5V, 3V, 4.5V,... om de juiste negatieve roostervoorspanning te bekomen. Een correcte polarisatie van de stuurrooster kon gemakkelijk bereikt worden door middel van een cathodeweerstand, maar daardoor verminderde de beschikbare hoogspanning. Er was ook een vermogenverlies (van 5% of meer) dat vermeden kon worden door een polarisatiebatterij te gebruiken. Het verbruik was miniem en de batterij ging meer dan een jaar mee. Als de buizen een voldoende hoog rendement bereikt hadden, kon men het gebruik van de polarisatiebatterij vermijden.

De nomenclatuur van de amerikaanse buizen is eenvoudig en kan volledig uitgelegd worden op een halve pagina.

Buisvoeten:

Het is enkel bij de europese nomenclatuur dat er aangegeven wordt welke buisvoet gebruikt wordt. Buizen die ontworpen werden voor deze naamgeving hebben vaak wel een funktie- en gloeispanning aanduiding, maar geen buisvoet-indicatie, zoals bijvoorbeeld de buizen met transcontinental (P8A) buisvoet. Voorbeelden zijn DL1, DL2 (vermogenspentodes met transcontinental buisvoet).

  • 2 Decal of B10B, glazen buizen met 10 pennen. Voorbeelden: ECH200 PFL200. Deze buizen hebben dezelfde afmetingen als de noval-buizen.

  • 3 Octal, buis met bakelieten voet, 8 contacten en positienok. De draden uit de buis worden aan het buisvoet gesoldeerd. Meest voorkomende buisvoet voor vermongensbuizen. Voorbeelden: PL36 (hoogspanningsbuis en horizontale afbuiging in de eerste televisietoestellen) en EL34 (bekende vermogenspentode voor audio).

  • 4 Rimlock A8A of B8A, glazen buis met positienok die ook de buis in zijn voet vergrendelt. De eerste buizen hadden een metalen ring, nadien waren de buizen volledig uit glas met een verbreding aan de voet. De rimlock buisvoet is onbekend in de Verenigde staten maar werd veel gebruikt in Europa na de tweede wereldoorlog. Voorbeeld: UL41

  • 5 Magnoval B9D, voor buizen die een hoger vermogen moeten leveren dan noval. Dit buisvoet is recenter dan octal. Voorbeeld: PL509 PL519 (buis voor de horizontale afbuiging en zeer hoge spanning bij kleurontvangers)

  • 7 Losse draden B8D, gebruikt voor zeer draagbare toestellen (walkie-talkies, hoortoestellen,...).

  • 8 Noval B9A, de meest toegepaste buisvoet.

  • 9 7 pins B7G gebruikt voor de kleinere buizen EL95,... De buis heeft minder pennen en is kleiner dan noval. Werd vaker gebrukt in de Verenigde Staten en in Groot Brittanie dan in continentaal Europa.
Het buisvoet type "P", ook "transcontinental" genaamd, die men in zeer oude apparaten aantreft heeft geen overeenkomstige cijfer omdat die gebruikt werd voor de standardisatie. De buizen hebben een bakelieten voet met zij-contacten. Deze buizen hebben vaak geen voetaanduiding: AZ1 EBF2 EF6 EL3,...

Het loctal-buisvoet is octal met een metalen basis en vergrendeling. Dit buisvoet werd gebruikt in mobiele apparaten (zoals autoradio's) en heeft geen vaste cijfer (vaak is het 2).

Het afstemoog EM71 gebruikt een weinig voorkomende buisvoet. Dit is een zeldzame buis die nog perfekt werkt (zie foto).


Onderverdeling van de buis:

Per functionele type (triode, pentode, enz) bestaan er verschillende soorten buizen met aparte eigenschappen. De laatste cijfers worden gebruikt om de buizen uit elkaar te houden. De EL84 is een vermogenspentode voor audio-toepassingen, terwijl de EL83 een vermogenspentode voor televisietoepassingen is (video-eindtrap). De EL84 bestaat ook in versie UL84 (gebruikt in radiotoestellen zonder gloeistroomtransfo) en versie PL84 (audio eindtrap van televisies). Een buis "UL83" bestaan niet omdat een radio geen video eindtrap heeft.

De laagvermogen pentodes met oneven eindcijfer hebben een variabele versterking (automatische volumeregeling AVR en begrenzer) terwijl de pentodes met even eindcijfer een vaste (hoge) versterking hebben. Voorbeelden:

  • EF80: middenfrekwent pentode met hoge versterking,

  • EF83: audio-pentode met automatische opnamebegrenzing voor bandopnemers (tegen oversturing),

  • EF85: middenfrekwent pentode met AVR (automatische volumeregeling)

  • EF86: audio pentode met hoge versterking (microfoonversterker)
Indien alle cijfers opgebruikt zijn, dan voegt men een "1" bij: bijvoorbeeld de EF183 en EF184 middenfrekwent pentodes met spanrooster gebruikt in televisies. De middenfrekwentie lag hoger bij televisies dan bij radio (33MHz in plaats van 10MHz). Hier ook is de "3" een pentode met variabele steilheid.

Deze regel is niet algemeen, en er zijn buizen die een nummering met drie cijfers gebruiken: PL500, PL504, PL508, PL509 en PL519 (twee lijneindtrap tetrodes voor Z/W televisies, een rastereindtrap tetrode voor kleurentelevisies en twee lijneindtrappen voor KTV).

De bouw van een buizenversterker wordt hier besproken. Eerst wat informatie over de verschillende buizen, dan een paar standaardschakelingen, en uiteindelijk achtergrondinformatie over bijvoorbeeld de vervorming, de tegenkoppeling, de stabiliteit, enz.

Publicités - Reklame

-