De evolutie van systemen met 5 bits (dat men verkeerdelijk Baudot noemt) naar systemen met 8 bits. |
-
Met 5 bits is men echter heel beperkt wat de mogelijkheden betreft. Een mogelijkheid was de LF en CR code enkel te gebruiken in LETTERS modus, als de printer in FIGS modus stond had men twee extra tekens. Deze modificatie is niet opgenomen in de standaard en kon enkel gebruikt worden tussen twee compatibele systemen. Maar twee extra kodes is nog altijd te weinig...
Meer bits: 6 bitsDe oplossing is meer bits te gebruiken. Deze systemen waren niet gestandardiseerd. Een systeem dat het vermelden waard is, is de linotype.Ondertussen hebben we electronische systemen die de bits kunnen coderen en decoderen, zodat de mechanische limiet van 5 bits komt te vervallen.
Nog meer bits: 7 bitsMet de electronische systemen geraken we langzamerhand in de moderne wereld met de meest gekende 7-bits kode: de ASCII kode (American Standard Code for Information Interchange). Maar die kode is niet uit de lucht gevallen: bepaalde teletype printers gebruikten al een 7 bits kode in plaats van de 5 bits code. De 7-bits kode kon heelwat meer tekens weergeven dan de ITA-2 kode: ; # < > ! [ ] { } & $ * \ _ |. De "moderne" programeertalen die toen ontworpen werden (FORTRAN, COBOL, BASIC) konden die extra symbolen goed gebruiken.ASCII voorziet in een aantal control kodes. We kennen reeds de BEL, CR (carriage return), LF (line feed). We hebben ook nog SI en SO (shift in shift out) om een eventuele tweede lettertype te selecteren (niet gebruikt in de praktijk). Het gebruik van de shift funktie probeerde men vanaf dan te vermijden, want een communicatiefout tijdens het versturen van de shift kon ervoor zorgen dat een groot deel van het bericht onleesbaar werd (verkeerde shift stand). Wel van heel groot belang zijn de kodes DC1 en DC3 (Device Control). Dit waren oorspronkelijk generieke kodes zonder specifieke betekenis, maar die werden gebruikt voor flow control, om aan te geven dat de ontvangende buffer vol was. DC3 (of <control>-S) door de ontvanger uitgezonden betekende dat de zender zijn communicatie moets stopzetten. Met <control>-Q werd dan de communicatie hervat. Op bepaalde codepages zijn daarom DC1 en DC3 vervangen door XON en XOFF (transmit on - transmit off). In documentatie worden control tekens ook vaak aangegeven als ^ zoals ^G (<control>-G) = BEL. Met de control-toets werden de speciale tekens aangeroepen (ascii waarde min 64).
Een aantal kodes zijn nog altijd van toepassing op terminal gebaseerde toepassingen zoals de cmd-interface in windows en de terminal in linux. Als een lange listing aan het lopen is kan je die onderbreken door <control>-S te drukken. FF (form feed) wordt gebruikt om naar een nieuw blad te gaan, maar op een computerscherm betekent dit scherm wissen. Om het einde van een textbestand aan te geven wordt vaak ^D gebruikt (EOT end of text). ISO 8859-1 is één van de uitbreidingen van de 7 bits ASCII kode. Het wordt in de meeste europese landen gebruikt. Als je de source van deze html pagina bekijkt, dan merk je de tag <meta charset='ISO-8859-1'> om aan te geven dat dit bestand is gekodeerd volgens deze bestandsindeling. Franstaligen gebruiken doorgaans ISO 8859-15 die het teken œ kodeert (ik moet het doen via een html entity, maar dat is niet erg want mijn "be" toetsenbord heeft daarvoor ook geen toets).
En nog meer bits: 8 bitsDe eerste personal computers komen op de markt, en die werken allemaal met woorden van 8 bits. De gebruikte encodering is nog steeds ASCII, de computers zouden dus evengoed met 7 bits kunnen werken, maar woorden van 7 bits zijn niet handig (berekeningen, geheugenadressering,...).De ASCII kodes worden al snel aangevuld met bijvoorbeeld grafische tekens of letters die eigen aan een taal zijn. Bij het uitwisselen van binaire bestanden (gecompileerde programma's, afbeeldingen,...) moeten er 8 bits verstuurd worden. De modems zijn standaard ingesteld om te werken met woorden van 8 bits. Ook de teletypes hebben snel de sprong gemaakt van 5 bits naar 8 bits, telex was bijvoorbeeld een 8 bits systeem. Teletypes werden ook gebruikt om met computers te communiceren. Modulatie was meestal niet nodig, want de terminal stond in de buurt van de computer en het signaal moest niet over een telefoonlijn gestuurd worden. Men gebruikte een 20mA current loop (in plaats van een 60mA current loop). De eerste minicomputers hadden bijna allemaal zo'n current loop dat een de facto standaard was. Men is geleidelijk overgegaan op de RS-232 norm, dat een spanningsgestuurde verbinding was. Er is hier meer informatie over moderne seriële communicatie. |
Publicités - Reklame